Beeld: Richard Proudley

In gesprek met // Trudy, woont sinds 1985 in Overbos

Sectie
Overbos
Participatie

Trudy woont sinds 1985 in haar woning aan Muiderbos, langs het fietspad, net noordelijk van kerkcentrum De Ark. Ze komt vanuit een huurflat aan de Paxlaan; deze iets grotere woning kon zij krijgen nadat ze haar eerste dochter had gekregen.

‘Toen was er nog niets aan de overkant. Ook het winkelcentrum (’t Paradijs) bestond nog niet, maar was al wel in aanbouw. Je moest eerst nog een tijdje naar Bornholm (Skagerrak), maar dat was zo kort dat ik het niet eens meer zeker weet. Misschien was De Ark (het kerkcentrum) net open.’ Tijdens de verhuizing was ze zwanger van haar tweede dochter. De eerste kon terecht bij de opvang bij buurtcentrum De Boskern, dat vlakbij ligt. Verder was er nog niets voor kinderen (en jonge ouders).

Altijd actief in en voor de buurt

‘Ik ben lang lid geweest van de wijkraad, maar ben er nu sinds een aantal jaren uit. Ik ben lid geworden nadat de raad op initiatief van Johan Trompert actiever en professioneler was geworden. Wonen in de buurt moest voor mij niet ophouden bij de voordeur. Zo werd ik langzaam een ‘Bekende Overbosser’ – maar niet alleen hierdoor: ik deed ook veel voor de school (wat mijn kinderen nauwelijks meer weten). Dat vind ik erg leuk, al heb ik wel af en toe moeite om grenzen te stellen.’ Haar jongste dochter zit nu in Almere, de oudste in Princeton in de VS. ‘Er gebeurt heus nog wel wat in de buurt, en de gemeente heeft er heus nog wel aandacht voor. Er is kort geleden best mooi geïnvesteerd in nieuwe speelplaatsjes.’

Buren

Trudy en haar man Niels kunnen goed met de buren opschieten. ‘Incidenteel zijn er wel rare dingen met andere buurtbewoners. Die vinden dan dat je “niet met Afghanen moet omgaan”. Die ga-terug-naar-je-eigen-land-mentaliteit duikt af en toe op. Gelukkig niet vaak.’ Ze heeft ook een keer problemen gekregen met een ouder nadat ze een ruzie had opgelost. ‘Een meisje met het Downsyndroom werd gepest en ik kwam tussenbeide. Haar moeder werd daarna boos op mij: “Wie denk je wel dat je bent!” Heeft te maken met eercultuur, en daar kan ik slecht tegen. Maar ook dat was een uitzondering. Je onthoudt alleen vaak de uitzonderingen.’ Ooit – al een tijd geleden – was er een periode van ongeveer anderhalf jaar dat er regelmatig auto’s in brand werden gestoken. Dat kon vrij makkelijk doordat parkeerplaatsen slecht verlicht waren. ‘De politie is daardoor wel meer gaan surveilleren. Ze lopen nog steeds wel veel door de buurt rond, maar hebben problemen met onderbezetting. Dus de buurt moet controle ook zelf regelen. Niet dat ze dat niet doen, maar ideaal is het natuurlijk niet.’

Zelf organiseren

Er werd best veel in de buurt georganiseerd. Trudy heeft nog levendig de wijkfeesten en de ijspret met koek en zopie in haar herinnering. ‘De buurt regelde dat helemaal zelf, met mijzelf als een van de gangmakers. Feesttent, muziek, speelmeubel: echt feest. Nu ben ik minder actief. En het gebeurt ook gewoon minder.’

Mensen komen graag bij haar langs, de zorg zit Trudy in het bloed. Ze werkte zelf vroeger in de psychiatrie, hielp veel mensen met psychische stoornissen en/of mentale problemen. Later werkte ze als docent verpleging. Laatst hielp ze nog een Afghaans gezin met het kopen van een fornuis.

Ze heeft ook buddy-activiteiten. ‘Nu help ik bijvoorbeeld een dame van in de negentig. Ging ik bijvoorbeeld mee naar het tuincentrum in de buurt. Maar het moet toch eigenlijk wel de laatste keer zijn dat ik dit soort grote dingen voor anderen doe.’

Ze heeft wel de indruk dat zijzelf een uitzondering is. Bij veel anderen is die aandacht voor andere buurtbewoners een stuk minder gewoon.

Mooie en lelijke plekjes

Trudy ziet toch haar eigen tuinhuis als het mooiste plekje. Het is prachtig weer als we dit gesprek hebben, en het staat er inderdaad prachtig bij, in een verder ook erg mooie tuin met een vijver erin. ‘In het tuinhuis kan ik wegdromen, even de dingen uit mijn hoofd laten glijden. Heb ik ook nodig als zelfbescherming; soms trek ik me ook even terug in een klooster in Drenthe.’

‘Een gemis zijn de kleine individuele winkeltjes. Persoonlijk, op maat gesneden. Er is markt op dinsdag, maar dat moet maar in je agenda passen. En die is toch ook minder goed geworden.’ Lelijk zijn al die sprieten onkruid die maar uit het plaveisel springen. ‘Ook dat steegje hier vlakbij dat er zo rommelig uitziet. Verwaarloosd. De gemeente let te weinig op. Dat groen kan echt beter. Zo zijn er bij de busbaan bomen gekapt en weer nieuwe neergezet, maar dat geeft toch de indruk van kaalslag, een zandvlakte.’

Wat te doen?

Er moet nog aan de herinrichting worden gewerkt, er is nog geen wijziging in het bestemmingsplan. Trudy denkt aan meer moestuintjes, zoals ze nu aan de noordrand liggen. ‘Iets gemeenschappelijks. De Ark organiseerde vroeger jaarlijks “stekkiesdag”, was een heel leuk initiatief.’ Zelf zou ze nog een leenboekenkastje willen. Kweekt gemeenschapsgevoel. Ze weet toch eigenlijk niet van ophouden…

Toekomstideeën

Meer jongerenwoningen? ‘Misschien, niet op voorhand enthousiast “ja”. Ze zouden dan wel bereid moeten zijn er wat van te maken. En Overbos moet geen “afvoerputje” worden.’ Meer flats? ‘Lastig, want dan moet je ook dingen weghalen. Een optie zou zijn om er meer langs de busbaan te zetten.’ Meer bos? ‘Geweldig, maar is het haalbaar? Dennenbomen, eekhoorntjes, een romantisch idee… Haalbaar is iets anders.’ ‘Groen gaat me echt aan het hart. Zonde dat er laatst kastanjes weg moesten vanwege een ziekte. En laat ze eens iets doen aan die boomwortels onder fietspaden. Aan de andere kant: het wordt toch langzaam duurzamer in de buurt.’

Meer seniorenwoningen? ‘Misschien, maar een goed verzorgingshuis is ook een mooi idee. Mijn schoonzus woont sinds kort in zo’n huis en is er erg gelukkig. Maar eigenlijk heb ik hier nauwelijks nog over nagedacht.’ Tot slot: inspraak en participatie ‘Mooi dat de bewoners meepraten, dat is democratie. Maar het moet wel meepráten zijn. Ontevredenheid kan, maar niet meteen maar zo boos worden. Zoals nu weer de boeren.’