Groeikernen in de polder

Sectie
Wonen
Erfgoed
Artikelen
Overbos

Al sinds de tweede wereldoorlog is er in Nederland een groot tekort aan woningen. Toen er na de wederopbouwperiode nog steeds een schrijnend tekort aan (kwalitatief goede) huisvesting bestond, greep het Rijk in. In 1976 verscheen de Verstedelijkingsnota waarin een nieuw begrip werd gepresenteerd: de groeikern.

De groeikern was een nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied dat fungeerde als overloopgebied van een nabijgelegen grote stad, die zelf onvoldoende ruimte had om de explosieve woningvraag op te vangen. Het Rijk wees een groot aantal groeikernen aan, waarvan sommige al enkele jaren in aanbouw waren. Van de meeste plaatsen is ook duidelijk van welke stad zij de groei opvingen; Nieuwegein voor Utrecht, Spijkenisse en Hellevoetsluis voor Rotterdam en Haarlemmermeer is duidelijk gekoppeld aan Amsterdam. Almere en Lelystad konden in een volledig blanco situatie ontwikkeld worden en was stedenbouwkundig gezien uniek. Voor bestaand stedelijk gebied boden groeikeren in bijvoorbeeld Purmerend en Zoetermeer een kans om een belangrijke stap in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland te zetten. Haarlemmermeer onderscheidt zich doordat de gemeente twee groeikernen kende, namelijk Hoofddorp en Nieuw-Vennep.

Na de jaren ’60 waarin Nederland een economische groei doormaakte, kende de jaren ’70 minder economische voorspoed. Dat leidde ertoe dat burgers meer ‘op zeker gingen spelen’ en zich terugtrokken op het eigen vertrouwde domein. ‘Huisje-boompje-beestje’ was het ideaal en het woonerf was hierop het stedenbouwkundige antwoord, nadat monotone hoogbouw de ruimtelijke ontwikkeling had gedomineerd sinds de wederopbouwperiode. Rond de groeikernen Nieuw-Vennep en Hoofddorp zijn in de jaren ‘70 enorme woonwijken toegevoegd, zoals Pax, Linquenda, Bornholm, Graan voor Visch en Overbos. De nieuwe woonwijken rondom Nieuw-Vennep en Hoofddorp, die zijn vernoemd naar de boerderijen die plaats hebben moeten maken, zijn geheel volgens deze stedenbouwkundige principes ontwikkeld. In de periode tussen 1970 en 1980 groeide Haarlemmermeer met bijna 20.000 inwoners. Ter vergelijking, datzelfde aantal haalde de gemeente in de periode tussen 2007 en 2022.

De bloemkoolwijk en het woonerf

De grootschalige nieuwbouwijken zijn opgebouwd uit een aantal buurten, die onderling aan elkaar getakt zijn door een grote doorgaande weg. Deze buurten bestaan op hun beurt uit verschillende woonerven, die door een fijnmazig wegennetwerk met elkaar verbonden zijn. Onverwachts loopt een straat dood of eindigt een weg in een hofje rondom een kleinschalige groenvoorziening, speelterrein of parkeerplaats. Een quasi-organische stedenbouwkundige structuur, opgezet met doodlopende vertakkingen vanuit een centrale toegangsweg. Autoluwe woonerven en hofjes gesitueerd rondom kleinschalige groenvoorzieningen als bloemkoolroosjes: de ‘Bloemkoolwijk’.

"De stedenbouwkundige structuur bepaalde hoe ik opgroeide"

Sober en doelmatig

In de Nederlandse groeikernen zijn grote aantallen bloemkoolwijken gerealiseerd, ervan overtuigd dat deze opzet de ideale woonwijk was. Veel bloemkoolwijken bestaan grotendeels uit eengezinswoningen, gecombineerd met kleinschalige gestapelde wooncomplexen. De ruim opgezette wijken zijn groen, kennen veel kleinschalige speelplekken en het gebied wordt autoluwer naarmate je dieper de wijk ingaat. Dat maakte de wijken in die periode erg geliefd onder jonge gezinnen. In de periode van de groeikernen zijn 631.000 woningen ontwikkeld in vrijwel identieke wijken verspreid over heel Nederland. Toch is er een groot verschil te zien tussen wijken die voor en na de economische crisis zijn gerealiseerd.

In de jaren ’80 kwam boven op de enorme wooncrisis een economische crisis, die zich ook ruimtelijk manifesteerde. Om woningbouw te stimuleren, zetten het Rijk grootschalige subsidietrajecten op. De Rijksoverheid stelde tegenover een rijksbijdrage wel diverse, verstrekkende eisen aan de ontwikkeling. Dat zorgde er onder meer voor dat de ontwerpvrijheid van gemeenten in veel gevallen werd beperkt. Zo stuurde het Rijk op een hogere dichtheid en een efficiënt ruimtegebruik, omdat de grondprijzen hoog waren door de economische crisis. Toen in die periode ook de hypotheekrente steeg, stortte de markt voor koopwoningen volledig in. Om toch nog tot substantiële aantallen woningen te komen, werd er sterk op de woningcorporatiesector geleund. De corporatiesector nam na 1980 de voortrekkersrol in de bouwproductie over van de commerciële koopsector. De combinatie van deze ontwikkelingen zorgde ervoor dat groeiwijken van na 1980 soberder zijn uitgevoerd. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in het materiaalgebruik. Ook bevatten de wijken van na 1980 meer sociale huurwoningen dan de groenere en ruimere wijken uit de periode tussen 1965 en 1980, wat op dit moment nog steeds doorwerkt in de bevolkingssamenstelling van de verschillende wijken.

Nieuwe betekenis geven aan de groeikern

Na Graan voor Visch, Pax en Bornholm is Overbos de vierde grote naoorlogse nieuwbouwwijk van Hoofddorp. Overbos is in tegenstelling tot de andere drie wijken, grotendeels gebouwd in de periode na 1980. De effecten van sober en doelmatig zijn veertig jaar later duidelijk zichtbaar. De wijk is compacter gebouwd dan de andere wijken en Overbos bestaat voor veertig procent uit sociale huurwoningen, het hoogste percentage van Haarlemmermeer. Ook in het materiaalgebruik is te zien dat er destijds kostenefficiënte keuzes zijn gemaakt. Naast de sociaaleconomische en kwalitatieve aspecten van Overbos, is de ruimtelijke structuur vergelijkbaar met andere bloemkoolwijken in Nederland. Dit maakt Overbos de ideale locatie om toekomstscenario’s voor de ontwikkelen en de waarde van het erfgoed te ontdekken.

“De woningen in Overbos waren in het begin heel gammel: rioleringen waarvan de stikken niet goed aan elkaar zaten, vloeren met gaten erin. Dit is vaak later verbeterd, dat deed Ymere goed. Veel bewoners klusten ook zelf, hoewel het bijna altijd huurwoningen waren."

Nederland staat voor een fikse bouwopgave. Daarbovenop moeten de oude(re) woonwijken verduurzaamd worden en zijn er transities in energie en mobiliteit. Nu de gemeente weer voor een groeiperiode staat en diverse andere grote uitdagingen integraal moet benaderen, is het de vraag hoe de typische groeikernen (weer) een rol kunnen spelen. Juist deze wijken kunnen nieuwe betekenis krijgen in de periode van druk op de woningmark. Juist in deze wijken is er winst te behalen op het vlak van duurzaamheid, klimaatadaptatie en mobiliteit. De opgaven zijn groot en leggen allemaal beslag op dezelfde ruimte, die al is ingevuld met een woonwijk volgens de ontwerpprincipes van veertig jaar geleden. Over veertig jaar kunnen die principes weer veranderd zijn en de uitdagingen complexer. Maar de keuzes moeten nú genomen worden.