Mini-conferentie // Column Marcel Duyvestijn

Sectie
Gesprekken
Inspiratie
MRA
Architectuurgids

Dit land heeft liefde nodig

Marcel Duyvestijn

Daar zitten we dan. Goed gekapt. Goed gekleed. Zin in de dag.

In je achterhoofd zit al een vraag, een opmerking, een mening. Je wijsvinger trilt al.

Want wij weten dingen.

Wij willen dingen.

Onze ideeën borrelen. We kijken. We wijzen. We weten wat we moeten doen.

Maar voor wie doen we het?

We zitten hier ver weg van de menschen. De man. De vrouw. De kinderen in de vinexwijken. Het overgrote deel van de Haarlemmermeerders heeft geen idee wie of wat hij hier moet zijn. Die woont in Hoofddorp. Of in Nieuw-Vennep. Ze wonen er, maar ze hebben er niks mee.

Vorige week ben ik door een willekeurige wijk gelopen, om zomaar wat mensen aan te spreken, aan te bellen, en te vragen: Wat vindt u van Haarlemmermeer?

Het antwoord dat veel voorkwam: Ik heb niks met Hoofddorp, maar het is hier heerlijk.

Ze hebben een fijn huis. Fijne buren, die op ze lijken. Fijne auto. Fijne kinderen. Prima school. En ze zijn zo in Amsterdam, Schiphol of ergens anders waar ze werken. Mensen zijn hier komen wonen, omdat het ‘lekker centraal’ ligt. Omdat het ‘rustig is’, maar ‘je toch alles hebt’.

Maar Haarlemmermeerder? Nee.

Ook geen Hoofddorper. Geen Venneper.

Ze zijn Amsterdammer. Haarlemmer. Dat is hun identiteit. En nu wonen ze hier toevallig. Omdat er een huis was, dat betaalbaar is.

Hoofddorp vinden ze niks. Lelijk.

Sterker nog: soms schamen ze zich een beetje.

Theo Baart, onze visuele virtuoos gidst ons door dit landschap en noemt deze polder een gebruikslandschap. Je gebruikt het. Snelwegen. Spoorlijnen. Datacentra. Schiphol. Lukraak gooi je de dingen neer, die je nodig hebt. Je gebruikt het. Zoals we Limburg gebruikten, voor de kolen. Zoals we Groningen gebruikten, voor het gas. Haarlemmermeer is er voor de economie.

Ik heb dezelfde ziekte als Theo. We houden van het gebruikslandschap. We kijken, we vragen en we schrijven erover. We vragen waarom?

Haarlemmermeer leer je maar langzaam kennen. Het is net als bier, wijn of koffie. In het begin denk je: Dit is vies! Dat denk je ook als je het station van Hoofddorp uitloopt. Wat is dit lelijk. Waar kan ik heen? Red me van deze betonnen jungle, waar het altijd lijkt te regenen. Red mij van de troosteloosheid. Van de middelmatigheid. Het waarderen gaat maar heel langzaam.

Toen ik ging solliciteren bij de gemeente zette ik mijn auto op de zanderige betonnen platen van het Raadhuisplein. Ik liep over een plein waar de liefde uit vertrokken was. Onkruid wapperde vrolijk in de wind. Een paar jongeren hingen in een speciaal voor hen gebouwd huisje. Ze hadden uitzicht op de kamer van de burgemeester. Dit kan alleen in Haarlemmermeer. Dat je je hangjongeren midden op je centrale plein situeert. Dit is het kloppend hart van Hoofddorp.

Naast het huisje was een bosje dat ongecoördineerd uit het beton bloeide. Eronder zie je nog de contouren van een skatebaan. Vergane glorie.

Dan verder, naar het raadhuis, over de gebroken grindtegels, over een klein kitscherig bruggetje, over een kitscherig watertje, met een kitscherig fonteintje. Onder een soort ronde uitstulping door, die vaag deed denken aan het Cruquiusgemaal. De verf bladderde eraf.

Ga ik hier werken? Tijdelijk dan toch.

De luxaflex hing scheef. En de gaten in de ramen waren met ductape dichtgemaakt. Mijn koffie was niet alleen koud, het smaakte alsof het direct uit de Ringvaart kwam. Dit is Haarlemmermeer. Het is kapot. Het is lek. Het is lelijk. Ik moest even huilen. God houdt niet van me. Dat was duidelijk.

Ik moest eruit. Ik moest rondrijden. Groen velden. Rechte wegen. Blauwe lage luchten. En geluid overal. Auto’s. Vliegtuigen. De grootste luchthavens. De sterkste economie. Grote borden langs de weg: Hier wordt gebouwd. Nergens stond: hier wordt geleefd.

En toch. Uit de cijfers blijkt dat Haarlemmermeer behoort tot de beste woonsteden. Er is meer werk dan inwoners. Mensen vinden het veilig, vriendelijk en fijn. De drie v’s.

Ik ging kijken. En ik ging praten. En ik ging lezen. En toen. Ja, toen sijpelde er wat liefde binnen. Want dit landschap. Het is gemaakt. Niet door god, maar door de mensen zelf. Hier is mannenwerk verricht. Met een schep. Met de blote handen is dit drooggelegd. Misschien appelleert dit aan de man, die diep in mij zit. De masculiniteit. De heroïek. Regen. Zon. Ziekten. Onze pioniers werkten door. Gespierde lichamen in een drassig, vergeten land.

Toen lag het droog. En niemand leek geïnteresseerd. Niemand die het wilde openen, die het wilde fotograferen, die het vast wilde leggen met verf. Er is zelfs geen officiële dag van drooglegging.

Ik stel me voor dat ik daar zou staan, op de Ringdijk, kijkend over de getemde Waterwolf, die nu overwoekerd was met onkruid, met wilgen, die manshoog waren. Verderop ploeterden de pioniers. U kent ongetwijfeld de volkswijsheid over drie generaties landbouwers:

De eerste vond er subiet de dood. De tweede leed er grote nood. De derde pas had er zijn brood.

Dat zegt iets. Het meer was droog. En toen zeiden ze: succes ermee. Er was geen overheid. Geen bemoeienis. Geen aandacht.

Liefdeloos. Dat is het.

Dit land is zonder liefde groot geworden. De lelijkheid regeert en als het geld kost, doen we het niet. Als je een snelweg moet aanleggen, doe je dat dwars door een dorp heen. Natuurlijk. Logisch. Who cares? Badhoevedorp voelt nog steeds het litteken dwars door haar centrum.

En lange tijd waren het niet de Haarlemmermeerders die bepaalden wat hier gebeurde. Theo’s gebruikslandschap is ontstaan door Schiphol, door het Rijk, door de provincie. Ze zagen een lege vlakte en gooiden er dingen neer die ze nodig hadden. Er gaat een apocrief verhaal dat Schiphol briefpapier had van de gemeente. Dan konden ze hun goedkeuring wat sneller regelen.

Liefdeloze lelijkheid, het kan niet zachter.

Leeft op wrokkige grond

Vol zelfvoldaanheid en geld.

Een landschap dat lijkt te wachten.

Liefdeloze leegheid, laat ons levenloos achter.

Dit land heeft liefde nodig. En hier en daar is het er, die liefde. De Olmenhorst. De familie De Clercq is hier. Je kunt ze aanraken. Al 170 jaar een injectie van pure liefde in dit landschap. Wat u hier ziet, zijn de foto’s van Martijn. Hier zie je zijn liefdevol oog, die bedaard, misschien verlegen dit landschap vastlegt.

Maar er zijn meer plekken die inspireren. De Hijmanshof, in Hoofddorp. Fort Vijfhuizen. De Cruquius, met straks een prachtig museum erbij. Met dank aan de liefde van Elise. Een hotspot. Ik zeg het u. Het Fort en het sluisje van Boer Bos. Het zijn plekken waar je even adem haalt, omdat er liefde in zit.

En het kan. In Hoofddorp ligt inmiddels een prachtig stadspark, inclusief fruittuinen. Ook HydePark inspireert, al ademt alles de lucht van gladgestreken geld uit.

Ik wil eindigen met een pleidooi voor grootheidswaan. Denk groot, vanuit een groot hart. Doe rare dingen. Je kunt zeiken over de verf van de Calatravabruggen, maar je kunt ook zien dat het mooi is. Maak het groots, maak het wild, maak het fijn. Durf. Want dat is het. Je hebt lef nodig om liefde in dit landschap te leggen.

Jullie zitten hier. Jullie luisteren geërgerd, getergd. Jullie willen wat zeggen. En dat mag. Want in jullie zit de liefde die we nodig hebben. In jullie brandt het vuur voor dit landschap. Jullie willen dit landschap mooi maken.

Kijk naar Dirk, kijk naar die liefdevolle handen, die dit gemaakt hebben.

Kijk naar Theo, naar Martijn, naar hun liefdevolle ogen.

Kijk naar Anne, naar zijn historische hersens, Naar Teddy, die haar kunstwerken iets laten zeggen. Naar Wim van der Lee, al 435 jaar in dienst van de gemeente en nog steeds elke dag met liefde voor dit landschap. Naar Yvonne, met liefde voor de architectuur.

Maar kijk vooral naar jezelf. Haal de liefde uit je lichaam en geef het aan dit landschap.

We verdienen het.