In gesprek met Ruud Snelderwaard
- Sectie
- Energie & Data
- Pandemieportretten
- Gesprekken
- Participatie
Ruud Snelderwaard is als directeur verantwoordelijk voor de productielocaties Hemweg en Velsen en onderhoud van installaties op de locaties van de Hemweg, Diemen en Velsen.
Welke impact van covid op het energielandschap signaleert energieleverancier Vattenfall? Ruud Snelderwaard is als directeur verantwoordelijk voor de productielocaties Hemweg en Velsen en onderhoud van installaties op de locaties van de Hemweg en Diemen. Wat zijn de veranderingen in verbruik?
In het gebruik van midden en kleinbedrijf en kantoren constateren we een afname van energiegebruik. De grotere gebruikers, productiebedrijven draaien nog door. De afname in MKB betreft zowel warmte afzet en energieverbruik. In de kleinverbruikers ofwel consumenten zie je een stijging maar dat compenseert niet het wegvallen van het midden- en kleinbedrijf. Per saldo wordt er iets minder energie geconsumeerd in vergelijking met vorig jaar, een zogenoemd ‘normaal jaar’. Dat wat betreft de afname kant.
Wat is de stand van behoeften vanuit gebruikers en voorzieners?
Als je kijkt naar de gebruikers, daar zie je niet echt waar een directe relatie met covid gelegd kan worden. Mensen blijken niet echt goed geïnformeerd over het spanningsveld van energieverbruik, productie van energie, toelevering en verbruik, men lijkt vooral gedreven door de informatiestromen en berichtgeving op de sociale media en publiciteit in de media.
Wat je veel ziet is dat uiteindelijk iedereen toe wil naar duurzamer en fossielvrij energieverbruik. Iedereen wil zeggen een kritisch deel van de bevolking en bedrijven. Dat willen wij bij Vattenfall ook; daar zijn we het allemaal over eens. Waar het verschilt is het tempo en het pad er naartoe. Want er zijn vele wegen en vele manieren. Bij de vraag aan afnemers over welk type bron men nastreeft, ontstaat al spraakverwarring of verschil van mening. Bedoelen we zonne-energie, waterkracht, windenergie, waterstof, kolen? Ik kan aangeven, op basis van de brandstof, wie waar bezwaren opwerpt, die tegen is. En dat zijn altijd legitieme motieven.
Een goed voorbeeld dat al eeuwen oud is, zijn windmolens. Een windmolen is een uiterst subjectieve waarneming als het om waardering gaat. Al in de 16e eeuw vond men windmolens horizonvervuiling. Het landschap raakte overvol met molens, het was in feite een heel industrieel landschap, met werkvoorziening en energie. Zoals in alle tijden, waren daar veel tegenstanders want het landschap werd gedomineerd door de molens.
Dat geldt ook voor het huidige moment. Het is zeer te begrijpen dat een windmolen in je achtertuin, of in de zichtlijn, heel bepalend is en dat niet iedereen dat als waardevol ervaart; daar vindt men iets van. Ook Geothermie (aardwarmte)* kent nadelen, zoals dat geldt voor alle bronnen.
De consequenties van keuzes die we nu maken, dat is het spanningsveld waar we mee worstelen.
Degenen die tegen een bepaalde bron, of een bepaalde vorm van energie zijn, die roepen over de volumes die ontstaan in het landschap, zoals de datacenters of transformatorstations, realiseren die mensen zich dat zodra we stoppen met leverantie van energie, ons leven meteen stil ligt? De vanzelfsprekendheid waarmee we energie accepteren en gebruiken is een gegeven. Dat is wellicht een groot compliment, dat de toelevering vanzelfsprekend is en uiterst betrouwbaar. De keerzijde is, dat iedereen denkt dat de voorziening zodanig zeker is, dat we wel wat risico kunnen nemen.
Is de samenleving toe aan een herstructurering wat betreft energie – het gebruik, de opslag, de verdeling?
We lopen langzamerhand tegen de grenzen aan van systemen. Het net moet worden uitgebreid. Het net is gebouwd met een beperkt aantal groottes die zorgen voor wat er nu is. We gaan over naar veel meer kleinere bronnen. Zonneparken, windmolens en andere kleine initiatieven bij bijvoorbeeld boeren die van alles combineren. Bijvoorbeeld warmte kracht koppelingen, windmolens en zonnepanelen, dat levert een overschot aan energie op. Dat vraagt om een net dat twee kanten op moet werken en daar is het systeem niet voor uitgelegd. Tennet en Liander bouwen al tien jaar aan een onderstation Haarlemmermeer, dit ondersteunt het twee richtingsverkeer. Het zijn urgente opgaven.
Ruimtebeslag is het grootste issue dat we met elkaar hebben.
Er wacht een enorme opgave met grote ruimtelijke consequenties, met volumes en verschijningsvormen waarvan iedereen de noodzaak inziet maar niet in de eigen achtertuin. Welke beweging je ook maakt, hoe je mensen meeneemt in de begrenzingen en keuzes, er zal altijd iemand zijn die zich gehinderd voelt. Dat is niet onterecht, maar zonder hinder gaat er sowieso niets gebeuren.
Signaleer je een interdisciplinaire ontwerpopgave, of is benoemen als polderen meer passend?
De manier waarop de ontmoeting tussen de partijen wordt georganiseerd is mede bepalend voor het proces en de uitkomst. Neem het voorbeeld van de Hemweg en Havenstad Amsterdam, dat beweegt naar de Ring toe, dat is ook het grensgebied van Vattenfall. De ervaring leert dat het helpt om met alle betrokkenen rond de tafel te zitten. De voorwaarde is dat men de wederzijdse belangen respecteert met als inzet om met elkaar tot een oplossing te komen. In dat proces moet elke partij bereid zijn om water bij de wijn te doen, zodat de oplossing vanuit het perspectief van een individueel bedrijf of belangenbehartiger niet perse het beste is, maar voor iedereen het beste is, of beter nog, de enige oplossing is om te komen tot realisatie.
Polderen of weer toewerken naar het collectieve belang, daar ben ik het wel mee eens. Afgelopen jaren en decennia was de samenleving sterk gericht op het genot van het individu en de doelstellingen per bedrijf. Het is prachtig die zelfontplooiing maar uiteindelijk gedijt dat alleen maar bij de gratie van samen doen en samen werken. In minder dunbevolkte gebieden kun je je een dergelijk solitaire houding misschien nog permitteren maar in een gebied als Nederland lukt dit niet meer.
Overleggen, polderen is nodig voor het behoud van droge voeten houden tot aan de energievoorziening. We zijn echt ontzettend afhankelijk van elkaar en daarbij hebben we te accepteren dat dat tot compromissen lijdt.
Of deze periode als katalysator in dat denken kan werken is een gewetensvraag. Mijn eerste reactie is te denken dat de mens in de periode eerder op zichzelf wordt teruggeworpen dat dat er sprake is van het collectief. Anderzijds doen we daar wel een beroep op en probeert het merendeel van de mensen zo goed mogelijk te leven naar alle regels en beperkingen. Daaruit zou je de conclusie kunnen trekken dat mensen er zeker toe bereid zijn. Op de werkvloer van Vattenfall gaat het werk gewoon door. Wat merkbaar is dat het lontje een stukje korter is geworden, dat wil zeggen, het incasseringsvermogen krimpt en de inperking wordt goed gevoeld. Er speelt de angst om besmet te raken. Op dat niveau is denken over collectief belang gericht op een ander maar niet voor het individu, daar speelt het persoonlijk belang, de zorg en de angst. Op de schaal van de nutsbedrijven, non profit, overheden, ligt er de kans om juist op momenten als deze toenadering te pakken.
We moeten toe naar een energietransitie, water staat ons aan de lippen. Zeker in Haarlemmermeer.
Er is ineens ontzettend veel geld beschikbaar vanuit het noodpakket voor corona en ook voor de energietransitie is veel geld beschikbaar dat geïnvesteerd wordt in de transitie. Het probleem daarbij is dat er onvoldoende consensus is over de weg naar een fossiel vrije wereld. Waar zou je dan het beste in kunnen investeren. Het is afhankelijk met wie je praat of met welke belangenpartijen. De standpunten en focus zijn erg verdeeld, variërend van isoleren, het aanbrengen van zonnepanelen bij kleinverbruikers, de ander steekt in op grootschalige aanpak. Iedereen heeft wel een niche, en het flauwe is dat overal wel wat in zit.
Er zijn vele oplossingen denkbaar, van verschillende schaalniveaus, van huishoudens tot de industrie. Dat maakt dat het voor de overheid en het bedrijfsleven buitengewoon ingewikkeld om sturing te geven en te prioriteren waarin geïnvesteerd moet worden.
De potten uit Den Haag komen nooit leeg, er is geld genoeg maar de focus en het inzicht in de manier en overeenstemming waarop we stappen zetten, ontbreekt. Veel tijd gaat op aan het voortdurende bakkeleien. Uiteraard wordt daar geen subsidie op gegeven want over bijvoorbeeld een bedrag van honderd miljoen kan geen risico worden gelopen dat het door het putje spoelt omdat de visie is veranderd. Dit alle wordt ingegeven vanuit onzekerheid en onwetendheid over de juiste oplossing. Een voorbeeld is de keuze voor elektrisch rijden of op waterstof. Is de opslag in een batterij zodanig dat het haalbaar is, of blijf je op 400 km hangen. Voor woon- werkverkeer is dat fantastisch maar niet voor lange transporten.
Er is wel een antwoord. Maar niet HET antwoord. Dat maakt het zo ingewikkeld. Planologisch en ruimtelijk gezien heeft het antwoord nogal invloed. Daar ligt een ontwerpopgave want energiestations zijn nooit mooi, daar moet gericht over nagedacht worden.
Hoe voorzie je de toekomst van de energiesector als het gaat om een nieuw type werkgelegenheid en specifieke beroepen?
Er begint een verschuiving te ontstaan, beroepen verdwijnen en er komen nieuwe op; daarbij is de energiesector volgend. Haarlemmermeer is drooggelegd tijdens de eerste energietransitie met stoomgemalen. Daarvoor werkte men met de hand en de schop. Het gebied is voor industrie en transport geworden. Hetzelfde fenomeen zie je bij energie. Energie is vooral volgend ten opzichte van het geheel met grootschalige productie en behoefte aan opslag. Statistisch gezien heb je ongeveer tien tot veertien dagen in het jaar waarin er onvoldoende zon en wind is. Als je onafhankelijk wil zijn van fossiele brandstoffen moet je die periode kunnen overbruggen. Daarbij is een manier van opslag nodig, dus er moet iets ontwikkeld worden. De beweging is naar opslag in kleinere volumes, meer gespreid met kleine leveranciers, kleinere bronnen en veel meer service gericht. Dat betekent dat het merendeel van de consumenten in een bepaalde vorm de eigen producent wordt en de behoefte afneemt afhankelijk van het moment van de dag. Is iedereen daartoe in staat is daarbij de vraag, want niet iedereen heeft een dak op het zuiden en dat is een gegeven, geen kwestie van pech.
Voor individueel energiegebruik moet een gezamenlijke oplossing komen, energie is niet alleen voor de lucky ones.
Op dat punt komen we terug bij de collectiviteit ofwel het gemeenschappelijk belang binnen de complexiteit van vragen, welke koers we varen, op welke bronnen we inzetten. Daar hoort de vraag bij hoe we jongeren gaan opleiden zodat ze aan de slag kunnen, zodat ze mee kunnen bewegen met de ontwikkelingen en zich deels ontwikkelen tot de echte innoveerders. Het is belangrijk de scope zo breed mogelijk te maken: we hebben wel een visie, maar het kan heel goed zijn dat die visie niet uit komt. Zo hebben we ooit gedacht dat we ammoniak als energiedrager zouden gebruiken. Daar bleken veel nadelen aan te kleven, misschien meer nadelen dan voordelen. Die richting hebben we losgelaten en nu gaan we met waterstof verder. Je probeert een richting te ontwikkelen maar je probeert je wel te laten beïnvloeden door de actualiteit, het openstaan voor de mainstream.
De opleidingen moeten hierop voorbereid zijn, zodat iemand zich daarin flexibel kan ontwikkelen. De sector waar ik voor werk is een ontzettend kapitaal intensieve markt. Dat wil je niet zomaar slopen. Vanuit mijn perspectief is wat wij proberen, om met de huidige instrumentaria die je hebt, samen met de leveranciers te kijken naar de wijze waarop je de brandstof, wat nu alleen nog maar aardgas is, kunnen vervangen door waterstof of andere brandstof, om met hen de dialoog te voeren. Soms moet je een leverancier wakker maken. Daarin loopt Vattenfall best wel voorop. We zijn aan het nadenken hoe we aardgas kunnen uit faseren. De vraag aan de leverancier is vervolgens 'zijn jullie machines daar klaar voor over een X aantal jaar?' ook al vraagt de klant er nog niet om. Wij geloven er niet in dat dit nog tot 2030 of 2040 blijft duren; we moeten voorop lopen en vooruit denken, op welke wijze en hoe, wat zou de juiste bron kunnen zijn. Daarbij hoort het ontplooien van initiatieven en het zoeken van partners om te testen of het te realiseren is. Het kan helpen om te starten met roepen dat je iets wilt. Wat is een interessante weg, daarna bekijk je pas of je het gezamenlijk kunt doen. Vervolgens kun je samen het experiment aangaan. Vattenfall is breed georiënteerd op productie en locaties van zonne- en windenergie. Wat betreft onze omringende landen zoals Denemarken, Engeland en op de Noordzee zal windenergie op land een lastig verhaal worden en voor plaatsing op zee is ook de nodige weerstand. Hoe zou je wellicht op een zeelocatie over kunnen gaan, door waterstof te maken op zee en dat op te slaan in een leeg gasveld en via de bestaande gasinfra dat weer aan land kunnen brengen, gericht op levering aan de chemische industrie, transport en staalproductie. In Zweden werkt men aan het gebruik van waterstof in plaats van kolen en ook als Vattenfall proberen we invulling te geven aan de energieconversie. We werken ook gericht aan het surplus van de energie, heel veel zon en wind, met in de zomer een overschot. Wat kun je die overschotten doen? Hoe zou je die op de een of anderen manier kunnen gebruiken? We werken vooral aan het maken van synthetische brandstoffen. Per paar jaar is er een team dat zich dedicated ontwikkelt op de vraagstelling hoe de verduurzaming vorm te geven op korte, middel lange en lange termijn. Binnen alle opgaven die er liggen zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet, ook deze uitdaging gaan we aan en tot een goed einde brengen.
Geothermie is lokale duurzame warmte uit de ondergrond voor de verwarming van huizen, kassen en industrie. De temperatuur loopt op met de diepte: hoe dieper hoe warmer. Het van nature aanwezige warme water wordt uit de ondergrond opgepompt. De warmte wordt eruit gehaald. Een pomp zorgt ervoor dat het afgekoelde water terugstroomt in dezelfde aardlaag waarna het weer opwarmt. Bron: https://geothermie.nl/