In gesprek met Evert Bron
- Sectie
- Pandemieportretten
- Gesprekken
- Participatie
Weerbaarheid en ondermijning zijn vanuit provinciaal perspectief betrekkelijk nieuwe dossiers. Een nieuw werk- en beleidsveld, vanuit confrontaties die zich afgelopen jaren voordeden zoals bestuurders die te kampen kregen met bedreigingen. Evert Bron, Senior Policy Advisor bij de Provincie Noord-Holland, schetst een beeld.
Een aantal jaar geleden ben ik gedetacheerd geweest bij het RIEC Noord-Holland, Het Regionale Informatie en Expertise Centrum dat zich richt op de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Dat zijn vormen van criminaliteit waarbij de bovenwereld nodig is om te kunnen functioneren. Denk daarbij aan bedrijfsmatige activiteiten waarvoor een vergunning nodig is, en die vervolgens als een façade worden gebruikt om geld wit te wassen, of panden die gehuurd worden om drugs te produceren.
Dit type criminele activiteit raakt heel erg aan het juiste handelen van de overheid. Om die reden is een bundeling in organisatie nodig waarmee effectief gewerkt kan worden aan het handhaven en aanpakken van die criminaliteit, zowel strafrechtelijk, als bestuursrechtelijk als fiscaalrechtelijk. Het RIEC vervult daarin een belangrijke schakel.
Tijdens de detachering ontstond in de provinciale organisatie het idee dat er een specifieke toegevoegde waarde is voor de provincie bij de aanpak van ondermijning. Het gaat dan om weerbaarheid, bewust zijn van de eigen kwetsbaarheden, de blinde vlekken. Zo moet je er als bestuurder of ambtenaar bewust van zijn dat je kwetsbaar bent als er veel geld in je organisatie omgaat als je bepaalde vergunningen uitgeeft. Criminelen kunnen pogingen doen om je te beïnvloeden of je te bedreigen.
De provincie spant zich inmiddels een aantal jaren gericht in om de weerbaarheid te vergroten. Op dit moment helpt de provincie bijvoorbeeld gemeentes bij het beter inzicht krijgen in hun eigen weerbaarheid. Dat doen we met een zogenoemde quickscan lokale weerbaarheid, die samen met het RIEC en een onderzoeksbureau is ontwikkeld.
In deze collegeperiode staat ondermijning en weerbaarheid opnieuw op de provinciale agenda en is er geld voor vrijgemaakt. De provincie heeft een ’Agenda weerbaar Noord-Holland’ opgesteld, die nog 3 jaar loopt. En daar zitten drie lijnen in:
- de provinciale weerbaarheid, waaronder een onderzoek naar de eigen kwetsbaarheden.
- de lokale weerbaarheid, waarmee we gemeenten ondersteunen in het verbeteren van de eigen weerbaarheid. Concreet is het instrument van Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Bibob. Dit is een wet die gemeenten en de provincie in staat stelt om onderzoek te doen naar bedrijven waar mogelijk banden mee aangegaan zullen worden. Om te bezien welk vlees men in de kuip heeft. De provincie heeft een afdeling met veel ervaring en kennis op dit vlak, die gemeentes kan ondersteunen die kennis uit te breiden.
- het provinciale takenpakket, met onze eigen kerntaken. Wij zijn als provincie immers actief binnen de onderwerpen ruimte en economie. Daar zitten onderdelen in die raken aan het ondermijningsvraagstuk. Denk daarbij aan de toekomstbestendigheid van bedrijventerreinen of de problematiek op vakantieparken. Vanuit onze provinciale rol kunnen wij een bijdrage leveren om onze doelstellingen te bereiken. Georganiseerde criminaliteit staat immers ook in de weg van een aantrekkelijke en veilige woon- en leefomgeving. Ook ten tijde van een florerende economie. Malafide bedrijven zijn slecht voor het ondernemersklimaat en daar kunnen eerlijke ondernemers serieus last van ondervinden.
Er kan veel druk komen te liggen op de schouders van ondernemers en bedrijven, maakt deze coronaperiode verschil?
Wat mij wel tot nadenken heeft aangezet, is het fenomeen dat bedrijven kwetsbaarder worden omdat ze nu inkomsten mislopen. En daardoor ook ontvankelijker kunnen worden voor financiële impulsen van foute lieden. Als je je hoofd financieel ternauwernood boven water kunt houden in deze Coronatijd ben je misschien iets minder kritisch, en dat is een groot risico voor ondernemingen en andere getroffen sectoren zoals de horeca.
Een en ander staat los van feit van de regelingen van de overheid, de inkomenssteun voor ondernemers. Die kunnen natuurlijk ook aangewend worden voor frauduleuze doeleinden. Er zijn in korte tijd diverse regelingen opgetuigd om getroffen sectoren te helpen, zonder dat er voldoende tijd was om stil te kunnen staan bij allerlei kwetsbaarheden daarbinnen. Dat is natuurlijk heel logisch, maar dat maakt regelingen ook kwetsbaar voor degenen die uit de ruif willen eten zonder dat ze er recht op hebben. Met de Agenda Weerbaar Noord-Holland proberen we in de breedte de weerbaarheid binnen de geografische grenzen van Noord Holland te vergroten; enerzijds richting lokale overheden en anderzijds naar ondernemers; op bedrijventerreinen en vakantieparken. En dus ook onze eigen provinciale weerbaarheid. Het vormt een mooi drieluik waarmee we aan de slag zijn.
In toenemende mate werken we aan de informatievoorziening; een belangrijke voorwaarde om weerbaar te kunnen zijn.
Kunnen we ons een goed beeld vormen bij een vakantiepark of een bedrijventerrein, van kwetsbare plekken in bepaalde gemeentes, regio of het buitengebied? Welke informatie hebben we daarvoor nodig? Daarbij gaat het uiteraard ook over data. Hoe kun je juiste data vinden en verbinden zodat je een breder beeld krijgt, of een breder patroon? Daar spelen ook allerlei aspecten van privacy een rol van wat mag en kan. Daar kijken we ook nadrukkelijk naar.
Een voorbeeld: We hebben als provincie heel veel data, zoals over verkeersbewegingen, slimme camera’s, etc. Dat genereert informatie waarmee we samen met andere wegbeheerders de stoplichten kunnen afstemmen zodat er sprake is van en goede en veilige doorstroming van het verkeer. Maar stel nu eens dat je dit soort gegevens ook zou mogen gebruiken voor andere doeleinden; en met andere partners. Welke patronen zou dat mogelijkerwijs kunnen opleveren? Deze en andere vragen proberen we met collega’s van gemeenten, provincie en RIEC te beantwoorden.
Het is een relatief nieuw speelveld, met nieuw gereedschap, waarmee we moeten leren werken.
Welke vraagstukken manifesteren zich momenteel in de asielopvang?
Een aantal jaar geleden, in 2015, was er een grote toestroom van met name Syrische vluchtelingen. In zeer korte tijd kwamen veel mensen naar Europa en ontstond het probleem dat er onvoldoende capaciteit was in de reguliere opvang. Dat resulteerde in crisisnoodopvang in sporthallen en asielzoekers die steeds weer elders in het land tijdelijk moesten worden ondergebracht. Vanuit het Rijk kwam al snel het verzoek aan de commissarissen van de Koning om in gezamenlijkheid met andere regionale en lokale bestuurders en organisaties snel te komen tot meer reguliere vormen van opvang. Op dat moment zijn een aantal gemeenten opgestaan die hier iets in wilden betekenen. In de tweede helft van 2016 liep de toestroom terug als gevolg van de afspraken met Turkije, en werden gemeenten vaak bedankt voor de moeite. Dat viel niet altijd in goede aarde bij bestuurders, die hun nek hadden uitgestoken en plotseling werden bedankt.
Nu zie je dat men daarvan heeft willen leren, dat er een programma is vanuit de rijksoverheid samen met lokale en regionale overheden, de zogenoemde Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen. Het is mooi dat men toe wil werken naar een model waarin aan de ene kant de asielopvang zo is ingericht dat de opvang mee kan bewegen met de instroom. Anderzijds heeft het een link met de inburgering. > Wat men probeert te doen, is asielzoekers, die daadwerkelijk kans maken op een verblijfsvergunning, in een veel eerder stadium dichter bij de gemeente waar ze uiteindelijk terechtkomen, onder te brengen. Opdat de mensen en de gemeente eerder en makkelijker kunnen beginnen met de integratie en inburgering.
De tijd beweegt naar nieuwe behoefte aan opvang. Er komen weer mensen binnen, ook na de tijdelijke stop door het sluiten van de grenzen vanwege het uitbreken van corona. De bezettingsgraad in de opvang neemt toe tot bijna 100%. De reguliere opvang is bijna niet meer toereikend en er moet al bijna weer naar andere locaties/gemeenten uitgeweken worden. De ervaringen van een paar jaar geleden maken het echter ingewikkeld om tot nieuwe opvanglocaties te komen.
Aan wat voor type opvang wordt nu gewerkt of gedacht? En hoe verhoudt zich dat tot de woningbouwopgave?
In eerste instantie wordt er gezocht naar capaciteit voor de korte termijn. Dan gaat het om een locatie binnen een gemeente waar plek is om mensen voor het komende jaar op te vangen. Om de reguliere locaties te helpen. In de Uitvoeringsagenda wordt naar de middellange termijn gekeken. Voor dit moment is het beleid dat er landelijk gekomen moet worden tot 5000 extra opvangplekken, gedeeld door 12 provincies, en daarmee op 417 extra opvangplekken per provincie dus ook in NH. Op de middellange termijn is het een vraag hoe we kunnen komen tot een model dat de wisseling in de asielinstroom beter aankan én dat de integratie en inburgering kan helpen verbeteren.
In beginsel heeft de provincie ten aanzien van de asielopvang geen rol. Die ligt bij het COA en de gemeenten. Toch proberen we, op verzoek van het Rijk, te coördineren en te ondersteunen bij deze zoektocht. Kunnen we locaties in beeld brengen en het COA koppelen aan gemeenten? Het is een groot vraagstuk, zeker ook gezien de huidige woningmarkt. De taakstelling voor de huisvesting van vergunninghouders is een eigen opgave die toeneemt. Vergeet niet dat een deel van de mensen die nu nog in de opvang zit, mensen zijn met een verblijfsstatus die daarmee recht hebben op een woning. Daar zijn landelijk achterstanden in procedures. Je zou ook kunnen zeggen, als je het zo weet te organiseren dat die mensen veel sneller kunnen uitstromen naar een woning, je veel minder dan wel geen extra opvang hoeft te realiseren. Daarbij zie je dat de woningmarkt heel ingewikkeld in elkaar zit. Het is natuurlijk een keten. Met een enorme complexiteit.
Op de korte en lange termijn, waar ligt de taakstelling, waar ligt het gemeenschappelijk belang voor de samenleving?
Op de korte termijn moeten extra opvangplekken worden gerealiseerd. In het hele land en in Noord-Holland. > Voor de middellange termijn ligt de opgave erin om de asielketen zodanig te organiseren dat fluctuaties in de instroom beter kunnen worden opgevangen en dat kansrijke asielzoekers en statushouders gemakkelijker kunnen inburgeren en integreren. Juist daar zit ook het belang voor de samenleving. En dat vraagt om een integrale benadering waarin opvang, uitstroom, huisvesting en integratie als een keten wordt gezien. Vanuit die benadering kan ook gezocht worden naar oplossingen. Bijvoorbeeld door te kijken of de ene gemeente wellicht iets wil betekenen in de opvang van asielzoekers, terwijl de omliggende gemeenten dan mogelijk de opvanggemeente kunnen helpen bij het huisvesten van statushouders.
Er lijkt bij de gemeenten best welwillendheid, met erkenning van de teleurstelling van de vorige periode. Want iedere keer, voor de samenleving als geheel en afzonderlijke bewoner, is er sprake van een op en neer gaande beweging.
Ik vind het een goede ontwikkeling dat er een serieuze poging wordt gedaan om de asielketen te flexibiliseren.
Op die manier is het mogelijk om teleurstelling te voorkomen in de toekomst. Dat is nog geen oplossing maar wel een goed startpunt, dat positief wordt ontvangen. Het idee is dat de locaties in tijden van minder hoge instroom geschikt zijn voor andere doelgroepen, zoals spoedzoekers. Of voor andere mensen die op zoek zijn naar een woning. Dit kan interessant zijn voor gemeentes om gebruik van te maken. Een landelijke regietafel, waar verschillende ministeries aan zitten, helpt bij het integraal kijken naar en invulling geven aan dit vraagstuk.
Er is een stroomversnelling in de opeenhoping van vraagstukken. Dat maakt het er niet eenvoudiger op. En deze Coronatijd is ook zeker niet helpend. Toch ervaar ik op beide dossiers veel welwillendheid zowel vanuit ambtenaren als bestuurders. Er wordt niet weggekeken of gebagatelliseerd. Daar ben ik blij om, want daarmee kom je uiteindelijk tot oplossingen.