In gesprek met Robert Graat
- Sectie
- Pandemieportretten
- Gesprekken
- Participatie
Hoe functioneert het landschap tijdens deze crisis, met bewegingsbeperking en druk op de openbare ruimte? Robert Graat is secretaris Programma Groene Metropool bij Staatsbosbeheer.
Corona brengt heel wat beweging op gang, hetgeen zichtbaar wordt in de behoefte naar buiten te gaan. Dat geldt voor de thuiswerker die behoefte heeft aan frisse lucht, het hoofd wil leegmaken of gewoon fit wil blijven. Dat geldt voor mensen die die normaal gaan shoppen en in deze tijd de drukte willen ontlopen, of in de stad de rust op gaan zoeken. Naar buiten gaan is een alternatief voor activiteiten die stil liggen zoals georganiseerde sport en evenementen als hardloopwegstrijden en marathons. De mens heeft allerlei redenen om naar buiten te gaan en de ruimte op te zoeken.
Stichting Wandelnet heeft al vrij snel een onderzoekje gedaan naar het effect van corona op het gedrag van mensen. Zeventig procent van de respondenten gaf aan dat corona effect heeft op hun gedrag; zij gingen meer naar buiten, meer wandelen en daarbij gebruikten ze in eerste instantie het groen in de buurt. Aanvankelijk bleef het bij een ommetje en al snel ging dat over in wandelingen. Daar bleef het niet bij en een volgende stap was het opzoeken en gebruik maken van de recreatie- en natuurgebieden in de buurt. Dat klinkt wel als de herontdekking van de buurt en het groen.
Inmiddels komt duidelijk uit onderzoek naar voren dat mensen vast kunnen lopen als het netwerk in de buurt niet aantrekkelijk is of als je niet direct vanuit de voordeur een prettige wandeling kunt maken. Wat je dan ziet is dat mensen evengoed de auto of de fiets pakken en de natuur in de buurt opzoeken. In een quickscan zien we het gebruik van groen in de regio. Dat toont aan dat in de omgeving van Haarlemmermeer het gebruik van terreinen aanzienlijk gegroeid is. Precieze aantallen zijn nog niet beschikbaar, echter Natuurmonumenten ziet een groei van dertig procent in het bezoek van hun gebieden, met accenten per gebied.
Het is natuurlijk heel mooi dat mensen het groen herontdekken en herwaarderen, of het nou in de buurt is of iets verder weg. En daarmee is het zichtbaar en meetbaar dat de natuurgebieden en groene gebieden een functie hebben, een maatschappelijke betekenis. Dat leidt echter tot plekken waar het problemen oplevert, waar bezoek zo’n piek oplevert, dat het te vol wordt en dat die gebieden vervolgens afgesloten moeten worden omdat het van filerijden naar volle parkeerplaatsen naar filewandelen leidt.
Ook hier in de regio, een deel van het duingebied rond Haarlem is een week afgesloten geweest. Hetzelfde zie je in stadsparken gebeuren. Dat is natuurlijk de wereld op zijn kop. Mensen hebben meer behoefte aan groen door het vele thuiswerken, er is behoefte aan beweging en frisse lucht en dan moeten we gebieden af gaan sluiten. Daarin zie je ook het effect dat op het moment dat mensen naar buiten willen en als ze het groen niet direct om huis kunnen vinden, ze naar plekken gaan die iets verder weg liggen of die ze nog niet kennen. Op die manier zie je piekbelasting ontstaan.
Die groei in het bezoek zien onze boswachters in Haarlemmermeer, Venneperwoud, Hollandse broek. Ook toezichthouders van de gemeente benoemen de trek naar buiten en de toenemende drukte in Haarlemmermeer. Daarbij is het een terechte vraag of dit iets is wat overwaait of is dat die drukte onderdeel is van het nieuwe normaal. Het kan zo zijn dat de herwaardering en de ontdekking van het groen van tijdelijke aard is. De opvatting dat dit slechts een voorschot of een vooruitzicht is van hetgeen ons te wachten staat, is snijdt evenveel hout.
Wat is de stand van behoeften, nu en voor de nabije toekomst, met terugkerende perioden van maatregelen?
Het inwoneraantal van de MRA gaat groeien. De provincie rekende onlangs uit dat met het verwachte aantal inwoners, ook de trend en het recreatief gedrag toeneemt met wel vijfendertig procent. Dat bevestigt de opvatting dat de drukte een vooruitblik op de toekomst geeft. Ik verwacht dat we steeds meer de behoefte hebben om dicht bij huis dingen te doen, ook als de coronacrisis straks voorbij is. De prognose is dat we een groot deel van de week thuis blijven werken. Dan hebben we het groen in de buurt nodig. Afgelopen voorjaar en zomer was het hartstikke mooi weer, sterker nog, het was hartstikke heet. Iedereen ging op zoek naar verkoeling. Daarbij ging het niet alleen om de klassieke parken waar mensen de koelte en de ruimte zochten maar juist ook langs het water en in het bos. Dat is iets waar we naar de toekomst toe steeds meer rekening mee moeten houden.
Hoe functioneert het landschap vanuit de twee schaalniveaus?
Door heel Haarlemmermeer is gekeken waar verdichting mogelijk is, Nieuw Vennep West, Cruquius, Hoofddorp. Wat we van deze periode kunnen leren is dat het belang van het groen en het wonen goed op elkaar moet aansluiten. Het is zaak dat we oppassen dat we niet in dezelfde valkuil stappen als bij de Vinex. Ook toen lag er een opgave en een plan om gecombineerd met de enorme bouwopgave kwaliteitsvol groen te realiseren. We zijn inmiddels twintig tot dertig jaar verder. De woningen zijn gebouwd maar zeker als je naar de Westflank kijkt, is nog geen kwart van het groen wat in die tijd bij de woningen is toebedeeld en ontworpen daadwerkelijk is uitgevoerd. Het Haarlemmermeerse groen, dat is slechts ten dele gerealiseerd. En hetgeen gerealiseerd is, ligt er betrekkelijk versnipperd bij én sluit niet goed aan op de woongebieden. Als je naar de Westflank kijkt, is er wel enige verbinding maar over het geheel van groengebied dat wij parkbos Zwaansbroek noemen, de IJtochtsloot, en verder naar het noorden de Boseilanden, liggen de groengebieden heel versnipperd.
De toegang tot groene gebieden is niet optimaal en de voorzieningen zoals kleinschalige recreatiegebieden zijn heel beperkt. Als je je weg weet te vinden is het fantastisch. Als je al dicht bij huis iets hebt gevonden, is het iets dat vaak in beperkte mate voor inwoners van de gemeente Haarlemmermeer functioneert. Het is een uitdaging om te zorgen dat er bij de versnelde woningbouwopgave wegen bij komen.
Het landschap draagt meerdere opgaven in zich zoals water bergen, waardoor mensen verkoeling in de stad hebben. In een groene omgeving wonen maakt dat mensen zich prettiger voelen. Dat groen heeft veel meer waarde dan alleen het recreatieve netwerk. Het groen zorgt voor aantrekkelijk duurzaam woonlandschap en een dito woonomgeving. Het streven is een holistische aanpak. Het groen is de drager van de welzijnssystematiek. Vergelijk dat met het feit dat we het normaal vinden dat je in woonomgeving de aansluiting op elektra, waterleiding het wifi netwerk up and running is. Zo is ook het groen en het groene netwerk waar eigenlijk alle huishoudens op aangesloten moeten zijn, is een nutsvoorziening. Dat is een ouderwets woord maar erg actueel. De kunst is dat het groene netwerk vanuit de woonwijken, vanuit je voordeur of achtertuin aansluit op het straatgroen, buurtpark, op grote groenstructuren. Die kans ligt er in de Westflank van Haarlemmermeer echt. Maar het is wel nu of nooit.
We hebben iets te repareren aan het groen dat in het verleden is aangelegd maar niet goed aansluit op de woongebieden.
Door de nieuwe impuls in woningbouw is de laatste kans om de groenstructuur in Haarlemmermeer op te bouwen (Westflank) door te leren van corona en de Vinex. Laten we alsjeblieft zorgen dat we vanaf het begin het groen meenemen in de woningbouwplannen. En ook kijken hoe die schaalniveaus verbonden worden. Van buurt naar regionaal en met verbinding naar de kust of het Amsterdamse Bos. Dat is op dit moment iets wat problematisch is.
Eigenlijk weet iedereen waar je het over hebt. Natuurlijk moet je dit soort ruimtelijke opgaven integraal oppakken. Waar ga ik bouwen, hoe is het OV ingericht, hoe is alles bereikbaar, is het watersysteem op orde. Het groen hoort daar ook bij. Integraal doen in theorie is een voornemen maar in de praktijk zien we dat bij de woningbouwopgave in de Westflank de focus ligt op de bouwplannen die uitgaan van strak afgebakende locaties. Vanuit die afbakening wordt gewerkt. Puur het bouwplot zonder de verbinding met regionale schaalniveau, dat is niet terug te zien in de plannen.
Wat hebben we nodig in die overlegstructuren om die afstemming voor elkaar te krijgen?
Het is een heel complex proces als je alle belangen met elkaar in verband wil brengen. De natuurlijke neiging is om het af te pellen en zo simpel mogelijk te maken. Maar als je daarbij de groenopgave optelt, waarvan we allemaal weten wat de baten zijn, is het lastig wat te bepalen wie de kosten daarvoor op zich neemt.
De echte integrale blik is nodig en daarmee de bereidheid om met een complexe opgave in omgevingen die onder druk staat van bebouwing, wonen, herbergen data centers, logistieke bedrijven toch tot een integraal groenplan te komen. Inclusief een nieuwe kostensystematiek. Op dit moment is het zo dat de gemeente Haarlemmermeer een fonds heeft. In principe wordt per woning een bedrag in dat fonds gestort. Dat is bedoeld voor infra en voor groen, dat moeten we goed benutten.
In principe zijn alle partijen betrokken bij de opgaven via de overlegstructuren, daar waar het begint in de planvorming. De hoofdvraag is of je groen ziet als sluitstuk van een ontwikkeling of een begroting, of het standpunt dat als startpunt ziet en het aan de voorkant gaat regelen, als voor waarde van een aantrekkelijk groen inclusief woonlandschap. Dat vraagt een denkomslag, dat vraagt ook dat je schakelt tussen verschillende schaalniveaus.
In dit verband spreken we van de topografische ziekte, iedere partij is gewend om op zijn schaalniveau te kijken en te denken.
Een gemeente is gewend om te denken tot de gemeentegrens. Ik ben gewend om te redeneren vanuit de gebieden die wij beheren. En de ontwikkelaar is weer gewend om te denken vanuit de grond die hij in bezit heeft en waar hij kan bouwen. We moeten allemaal leren om de dans door de schalen te maken. Telkens te schakelen tussen de niveaus. Natuurlijk moet je denken vanuit de plek waar je gaat bouwen en vervolgens is het de kunst om ook uit te zoomen en de verbinding met de regio te zien en nog verder uit te zoomen naar dit deel van de MRA en weer terug. Ook van die niveaus weer terug naar de woonwijk en het plangebied. We moeten op de een of ander manier zien hoe we ons beter bewust zijn dat we aan die topografische ziekte leiden en samen ook de dans door de schaalniveaus maken. Die processen moeten parallel verlopen.
Wat zijn de verwachtingen van Staatsbosbeheer en wat is de urgente opgave?
Dwars door alle sectoren heen, heeft iedereen dezelfde behoeftes in de zoektocht nar integrale ontwikkeling en iedereen loopt tegen de zelfde obstakels op.
Iedereen benoemt het en het is nu of nooit.
Er ligt één kans, maar het is ook echt de laatste kans om van de Westflank iets bijzonders te maken, een aantrekkelijk landschap, dat iets toevoegt aan wat we hebben in Haarlemmermeer. Als we dit momentum niet oppikken voor verbinding, mis je een enorme kans en bouwen we weer meer van het zelfde van dertien in een dozijn. Dat betekent dat we als samenleving in een later stadium de rekening gepresenteerd krijgen. Door verminderd welbevinden en klemlopen in de letterlijke betekenis.
De gemeente heeft net de Omgevingsvisie afgerond. Daarnaast zijn er aanvullende nota’s over groen, de polderlinten en verbindingen van de Ringvaart. De vraag is wat leer je hier van wat kun je meenemen naar de Westflank. De afgelopen drie jaar zijn we in gesprek met de stedenbouwkundige en ontwikkelaars in de Westflank en dat levert veel nieuwe inzichten. Er ligt een wateropgave in de Westflank. Als je dat voor een deel binnenstedelijk op kan lossen, en daar het groen op een slimme manier benut, kan dat bijdragen aan de waterbergingsopgave. Het bewustzijn dat de functionele verbanden mogelijkheden bieden; ik merk dat we nog een stap moeten zetten om dat te benutten om dat van elkaar te zien en ook die stap durven te maken. Dat vraagt lef. In eerste instantie lijkt het daardoor ook complexer te worden dat is wat die stap tegenhoudt.
We hebben over het algemeen het gevoel dat er niet met de ruimte gewoekerd hoeft te worden, dat er een zee aan ruimte was. Vanuit dat gevoel, permitteer je je eigenlijk om die ruimte niet optimaal te benutten en niet te kijken hoe die verschillende opgaves goed samen kunnen vallen. Daarbij komt dat we gewend zijn om in hokjes te denken. Het is ook een van de symptomen van die topografische ziekten waarbij iedereen naar de eigen kaart kijkt en niet naar die van de andere sector.
We zijn nu op een punt gekomen waarop we ons moeten realiseren: de resterende ruimte kunnen we maar een keer uitgeven en dat moment is nu gekomen.