Richard Proudley en Milad Pallesh | Foto: Nike Dolman

De waarde van lokale architecten

Sectie
Wonen
Erfgoed
Ontwerpen
Mobiliteit
Overbos
Gepubliceerd op

Richard Proudley en Milad Pallesh zijn beiden opgegroeid in Haarlemmermeer, Richard in Overbos (Hoofddorp), Milad in Linquenda (Nieuw-Vennep). Deze unieke situatie van lokaal betrokken architecten is van enorme waarde voor een participatieproces. Zij kijken van binnenuit naar de wijk en hun bewoners. Zij kijken niet alleen naar de fysiek-economische aspecten van de gebouwde omgeving, maar juist naar de cultureel-maatschappelijke waarde van de gebouwde omgeving, de groene gezonde openbare ruimte, voorzieningen en mobiliteit.

Bouwkunst staat in hun ogen voor nauwkeurig vakmanschap, esthetiek en een diepgeworteld begrip voor duurzaamheid en constructie. Zij werken op basis van bestaande tradities, maar schuwen de vernieuwing en het experiment daarin niet. Milad en Richard hebben de overtuiging dat woongeluk en een goed thuis een basisrecht is voor iedereen en werken pragmatisch en in kalmte aan gebouwen waarin thema’s als gelaagdheid, gastvrijheid en materialiteit centraal staan.

Richard is opgegroeid in een doodnormaal rijtje huizen, in een doodgewone straat, in een typische jaren ‘80 wijk. In zijn dagelijkse herinneringen aan dat huis lijkt een verborgen romance te schuilen. Negen schriftelijke herinneringen vormen de basis van zijn poëtische ontwerp.

“AN (EXTRA) ORDINARY ROW OF HOUSES”

Op de oevers van de straat waar ik opgroeide ligt een stuk niemandsland gevuld met verloren volkstuinen. Ooit stond hier een boomgaard gevuld met populieren, iepen en esdoorns waar ik vroeger boomhutten bouwde. Enkel via de poorten en het achterom van de straat kom je aan in het niemandsland, dat geflankeerd wordt door overgebleven populieren en een onoverbrugbare sloot. An (Extra)Ordinary Row of Houses bestaat uit negen ensembles verdeeld over het niemandsland. Het afstudeerontwerp maakt plek voor nieuwe rijtjeshuizen, namelijk voor de generatie die er is opgegroeid, weg is gegaan en weer terugkomt, net als ik. Op basis van negen verhalen is door middel van een ontwerpende analyse een vertaling gemaakt van mijn herinneringen aan architectuur.

Over de onoverbrugbare sloot zijn stenen bruggen geplaatst die aansluiten op de poorten. Grijs-witte berken maken van het verloren niemandsland weer een boomgaard, waarin een stenen, uniforme massa verspreid ligt. Zodra je het bruggetje aanraakt en door de rij populieren steekt, kom je thuis. In de boomgaard, tussen de ensembles zijn collectieve bloementuinen te vinden, waar moeders met hun zoon kunnen wandelen.

De ensembles zijn allemaal van steen, het materiaal dat het publieke domein definieert. Verschillen in patronen en kleine hoogteverschillen geven subtiel de grenzen binnen deze stenen kamers aan. Het berkenbos loopt door in de ensembles waar de wortels uiteindelijk mee zullen groeien in de patronen van steen.

Vanuit de stenen kamers betreed je de houten hut. Hout staat voor geborgenheid. De woonkamers zijn de overgang tussen de stenen kamers en de houten hutten. In de houten hut heb je altijd een relatie met een paar grote vriendelijke berken. Op de begane grond kijk je langs de afbladderende stammen terwijl op de verdiepingen de kruinen van de bomen zorgen voor beschutting, uitkijkend over het daklandschap.

In de houten hut kraakt de vloer en schiet de deur in de winter uit het niets open. Er zal een traptrede geluid gaan maken. De houten hut is een zolderkamer, de meest beschutte plek van het plan waar je in de grote vensters zit en langs de kruinen van de berk de wolken voorbij ziet zoeven.

Klik hier om zijn project te zien.

“ALLE HUIZEN ZIJN HETZELFDE BEHALVE MIJN HUIS, OMDAT IK DAAR BEN OPGEGROEID.”